Een maand geleden is de grootse koraspeler Toumani Diabaté overleden. Bram Posthumus schreef een retrospectief voor MixedWorldMusic.
Kort na het overlijden van Toumani Diabaté, 19 juli 2024, schreef Ton Maas op deze website al een persoonlijk relaas over de dag dat hij Toumani Diabaté voor het eerst hoorde spelen, in krakersbolwerk De Binnenpret in Amsterdam, 1987.
foto door Horst Friedrichs/Alamy
Bram Posthumus kijkt in onderstaand retrospectief terug op de indrukwekkende carrière van Toumani Diabaté.
De eerste keer dat ik Toumani Diabaté zou gaan zien was in zijn legendarische Club Hogon in Bamako, hoofdstad van Mali. ‘Kom maar niet te vroeg’, hadden vrienden me van te voren gewaarschuwd. ‘Hij komt meestal na middernacht.’
Zijn band zat zich al warm te spelen: het Symmetric Orchestra, waar hij de oprichter van was en die (eindelijk!) hun eerste internationale album op de markt hadden gebracht, Boulevard de l’Indépendance, in 2005.
En dat was slechts een van Toumani’s muzikale gedaantes. Van jonge virtuoze solist op de plaat Kaïra die hij op 23-jarge leeftijd opnam in Londen tot orkestleider.
Zijn geluid: de kora, West Afrika’s geliefde uit duizenden herkenbare snaarinstrument, waarvan hij de mogelijkheden bijna eindeloos bleek te kunnen uitbreiden.
Hij speelde in een eindeloze hoeveelheid combinaties, van de uniek-excentrieke IJslandse Björk, Spaanse flamencogitaristen (Songhaï, 1988), de Amerikaanse bluesgigant Taj Mahal (Kulanjan, 1999), de banjotovenaar Bela Fleck (Ripple Effect, 2020), het Londens Symfonie-orkest (Kôrôlén, 2021) en een keur van Malinese landgenoten.
Door al deze combinaties heen bleef hij altijd zichzelf; hij stond voor bijna alles open zonder ooit te vergeten waar zijn wortels lagen. En die wortels zijn diep. Toumani was een telg uit een familie van jelis die leven van het maken van muzikaal omlijstte kronieken; het is hun vak en hun lotsbestemming, doorgegeven van ouders naar kinderen van generatie op generatie, al eeuwenlang.
Manding
Het publiek in de Hogon bleef gezellig doorkeuvelen terwijl het uur van middernacht kwam en ging. Soms hielden de Symmetrics even pauze; de meester zou wel onderweg zijn. Dat orkest had trouwens een bijzondere samenstelling: de leden kwamen uit landen die in het verleden deel hadden uitgemaakt van het Malinese keizerrijk, gesticht door Sundiata Keita in de 14e eeuw en zo groot als West-Europa. Delen van het huidige Mali, Senegal, Gambia, Guinée, Guinée Bissau, Burkina Faso en Côte d’Ivoire maakten er deel van uit. Ook nu nog worden in al deze landen varianten gesproken van de oorspronkelijke taal van dat rijk, het Manding, of Mandé. Wat niet meer fysiek bestond wilde Toumani opnieuw creëren - in muziek.
Hij sprak er regelmatig over. Hoe groots zijn land was en hoe oud, duizend jaar. Met zijn onbetwiste meesterschap zette hij die eeuwenoude tradities niet alleen op de kaart; hij voerde ook vernieuwingen door. Voor zijn laatste solo-album The Mandé Variations (een verwijzing-met-knipoog naar Bach’s Goldberg Variations) ontwierp hij een nieuw stemsysteem voor de 21 snaren van zijn instrument, waardoor hij eigentijdser klonk dan ooit, hier en daar zelfs licht vervreemdend.
Nationaal icoon
Het is inmiddels twee uur in de nacht, nog geen spoor van de meester maar niemand maakt aanstalten om te vertrekken uit de Hogon. ‘Hij zal wel ergens een optreden hebben voor een belangrijk persoon’, zegt iemand. Het is niet jaloers of kwaadwillend bedoeld; Toumani is na enkele decennia uitgegroeid tot een nationaal icoon in de categorie Salif Keita en Oumou Sangaré en dat brengt verplichtingen met zich mee, zoals optreden voor vermogende en/of invloedrijke personen. Tijdens de verkiezingscampagne van Mali’s laatste gekozen president Ibrahim Boubacar Keita in 2018 dook hij op in diens glossy verkiezingsbrochure – terwijl Salif Keita zijn naam verbond aan Keita’s politieke tegenstander.
Maar verder hoorde je Toumani nooit over politiek. Zijn leven ademde muziek en nergens is dat beter te horen dan op zijn vele Malinese collaboraties. Het begon met Djelika (1995), die hij opnam met de al even jonge rijzende ster Bassékou Kouyaté, een wervelwind op de ngoni, en met de balafon-veteraan Kélétigui Diabaté.
Twee cd’s maakte hij met de grote Ali Farka Touré en dan is er de allermooiste van allemaal, New Ancient Strings met die andere iets ingetogener koravirtuoos, Ballaké Sissoko.
Palais de congrès
Het wordt al bijna licht. De meester is niet komen opdagen maar dat geeft niet. Volgende week vrijdag is de Hogon weer open. Loop maar even mee naar een taxi, zo’n geelgespoten stokoude Mercedes waarvan de chauffeurs de levensduur zo ver verlengen dat zelfs de oorspronkelijke Duitse ontwerpers er versteld van staan. Rijd in het ochtendgloren langs de noordelijke oever van de Djoliba-rivier (Niger in het Frans) die breed en statig de stad doormidden deelt, links in je beeld. Aan de rechterkant nader je dadelijk een grote witte kolos: het Palais de congrès, waar in het holst van de nacht zonder verkeersgeluid van buiten Toumani en Ballaké hun magisch meesterwerk opnamen, een ode aan hun vaders, Sidiki Diabaté en Djelimady Sissoko.
Achtentwintig jaar eerder hadden Diabaté en Sissoko senior een plaat opgenomen met dertien klassiekers uit de rijke en lange Malinese muziekgeschiedenis. Heel toepasselijk noemden zij hun werk Cordes anciennes, Ancient strings. Met nieuwe opnametechnieken en met steeds weer nieuwe muzikale invloeden sloten de zoons aan op de oude tradities en lieten horen dat net als de Djoliba, de muziek van Mali onverstoorbaar doorstroomt – maar ook vernieuwt.
Speel verder, meester
Toumani Diabaté is maar 58 jaar geworden en dat valt zwaar. Nooit meer die unieke virtuositeit zonder pocherig te worden, of de zoveelste greep uit zijn onuitputtelijke voorraad muzikale ideeën. Speel verder, meester, al is het voortaan zonder ons. Club Hogon is verhuisd naar de hemel.