Op 9 augustus is Waldemar Bastos overleden. De Angolese musicus is 66 jaar geworden. Een In Memoriam door Bram Posthumus.
Het vliegveld ligt middenin het stadje. Als er geen vliegverkeer is – en dat is bijna altijd – lopen mensen met hun spullen en hun vee gewoon over de landingsbaan. Naast dat vliegveld staat een museum: het Museo dos Reis do Congo, met daarin de gewaden die de koningen van Congo droegen toen de eerste Portugese kolonisten aankwamen.
Zij (de Portugezen) noemden het hier São Salvador. Pas na de onafhankelijkheid van Angola in 1975 kreeg het zijn naam weer terug: Mbanza Congo. En hier stond, 21 jaar voor die onafhankelijkheid, de wieg van Waldemar Bastos, die 9 augustus overleed, in Lissabon.
Zijn ouders zaten in de gezondheidszorg en zijn vader speelde kerkorgel; in dit zeer katholieke land staan erg veel kerken. Er klonk religieuze muziek in huis maar ook muziek uit Brazilië, Europa, Cabo Verde en natuurlijk Angola zelf. Dat hoor je terug in zijn latere werk.
Politieke gevangene
Dat de jonge Waldemar muzikaal was al in zijn vroege jeugd hoorbaar maar van een carrière kon nog geen sprake zijn. Al helemaal niet toen hij zich zich, na zijn verhuizing naar de hoofdstad Luanda, zich begon uit te spreken tegen het repressieve koloniale bewind. De oorlog voor de onafhankelijkheid van Angola was in 1961 begonnen en ieder verzet werd hardhandig de kop ingedrukt. Hij was maandenlang gevangene van de gevreesde politieke politie, de PIDE.
Voor altijd blijft de heftige geschiedenis van Angola verbonden met het leven van Waldemar Bastos.
Burgeroorlog
De Anjerrevolutie van 1974 maakte een einde aan de dictatuur in Portugal èn aan de koloniale oorlogen die het land uitvocht. Maar toen Angola in november 1975 haar eigen vlag hees stonden drie doodsvijanden tegenover elkaar. In Luanda was een (in naam althans) Marxistische partij aan de macht; in het binnenland schuilden twee groepen opstandelingen.
In 1977 begon in Luanda een klopjacht op radicale dissidenten. Muzikanten werden niet gespaard; drie grote sterren vonden de dood in een campagne die de regerende partij de niets goeds voorspellende bijnaam “Schoonmaak” meegaf.
Portugal
Waldemar had genoeg van de nieuwe intolerantie. Begin jaren ’80, op bezoek in Portugal als lid van een culturele delegatie van zijn land, besloot hij niet terug te keren. Hij reisde door naar Brazilië. Daar kwam zijn eersteling tot stand, Estamos Juntos (we zijn samen), gemaakt met onder meer de legendarische Chico Buarque. En meteen één van zijn grote klassiekers, Velha Chica, zo’n doorleefd lied waarvan hij er zoveel schreef of vertolkte. Dit gaat over een ouder wordende moeder die marktverkoopster en wasvrouw is. Ze maant haar zoon niet over politiek te praten. Hij wil weten waarom ze toch zo arm zijn… Moeder hoopt wel dat ze bij haar dood nog kan meemaken dat de vrede naar Angola is gekomen.
Nee, Angola was nooit ver weg; terwijl zijn land verder afdaalde in een hel van oorlog en geweld noemde hij zijn tweede cd Angola Minha Enamorada, met het prachtige N’Gana. Op geen van zijn platen ontbreekt de heimwee naar ‘minha terra’, mijn land, waar de natuur adembenemend is, het water helder en fris en waar de hoop op een beter leven misschien ooit eens ingelost wordt...
Even flakkerde die hoop, begin jaren ’90 van de vorige eeuw, toen Waldemar zijn derde uitbracht: Pitanga Madura uitbracht. Het verhaal gaat dat de leiders van de twee overgebleven strijdmachten – regering en rebellen – samen op dit nummer gedanst zouden hebben. Maar de moeilijkste tijd moest nog komen.
Muxima
Bij een majesteitelijk bocht van de Kwanza-rivier, een paar uur rijden van de hoofdstad Luanda, een tocht die onder meer voert door een betoverend bos van louter baobab-bomen, ligt een gehucht met als middelpunt een intiem kerkje dat uitkijkt over de rivier. Het werd ruim 400 jaar geleden door Portugese zendelingen gebouwd en is een bedevaartsoord, waar vooral vrouwen naartoe gaan om te vragen of de vrede mag komen of blijven…in huis, in hun huwelijk en in het land. Ze vragen dat aan de beschermvrouwe van deze plek, A Nossa Senhora de Muxima. Ze steken briefjes in de rotsen achter het kerkje, met soms een beetje geld bijgelegd en altijd met een brandende kaars.
Het plaatsje heet Muxima (het woord in de Kimbundu-taal betekent ‘hart’) en was het onderwerp van een lied, ooit opgenomen door de legendarisch bande Os Kiezos. Op zijn vierde en meest bewonderde CD, Pretaluz (Zwartlicht) maakt Waldemar van dit nummer een door merg en been gaande lamento: hij zingt met alleen gitaarbegeleiding; het lied wordt gedragen door zijn immens dramatisch stem…en ineens sta je daar, bij dat kerkje, voel je die duizenden vragen om vrede voor een verwoest land.
Pretaluz kwam uit in 1997. Toen waren de grote steden in het midden van dit enorme land (Huambo, Malanje, Kuito) al veranderd in ruïnes. Beelden van die steden trekken aan je voorbij bij het beluisteren van Muxima, maar vooral bij het openingsnummer Sofrimento: ‘Waarom zoveel pijn, waarom zoveel haat, we zijn toch broeders die elkaar de hand moeten reiken...’ Het lied eindigt met alweer een liefdesverklaring aan zijn land, misschien wel de wanhopigste: ‘Angola is zo prachtig, zo mooi, zo rijk en zo groot, het geeft aan ons allen, aan wie van Angola houdt…’.
En hij grijpt terug op de geschiedenis, die van de legendarische Koningin Nzinga, die probeerde in de 17e eeuw met haar leger de Portugese indringers haar land uit te krijgen en toen dat niet lukte een pact sloot met de grote concurrent van Portugal in die tijd – Nederland. Dat liep mis maar Nzinga is en blijft de grote nationale heldin van Angola.
Terug naar Angola
Pas in 2002 kwam aan de oorlog een einde en kon Waldemar na ruim twintig jaar terug naar zijn geliefde land, waar hij ongekend populair is gebleven. Hij vierde het uitbreken van de vrede met Renascense (Wedergeboorte), waarin hij de heilzame werking bezingt van het water van een andere rivier, de Bengo, die drinkwater levert aan Luanda. Het is zijn gelukkigste plaat, met nog een herneming van dat aloude Pitanga Madura (hier Pitanga Madurinha), waar in plaats van alleen maar die boeven die Angola in het ongeluk hadden gestort nu het hele land op kon dansen. Zou er dan nu eindelijk vrij baan komen voor Paz, Pão Amor (Vrede, Brood en Liefde) waar Angola al zo lang naar verlangde?
Los Angeles
Het land schoot omhoog in de vaart der volkeren, verwoeste steden werden herbouwd, spoorwegen en wgn opnieuw aangelegd – maar Bastos en de regering…dat bleef stroef verlopen. Hij kon het zich niet permitteren om definitief in Angola te blijven en zo sprak ik hem rond de tijd dat Renascense uitkwam in Portugal, dat hij, net zoals zoveel Angolezen voor hem, beschreef als bekrompen en beperkt. Weg wilde hij, naar Barcelona of naar de Westkust van de Verenigde Staten. Het was in Los Angeles waar zijn laatste cd voor een deel tot stand kwam: Classics of my Soul, oudere stukken en nieuw materiaal, sommigen met orkestbegeleiding, wat zo goed past bij zijn stemgeluid.
Hij bleef optreden, nam welverdiende prijzen in ontvangst over de halve wereld, verzoende zich uiteindelijk met de politiek van zijn land (na het vertrek van de vorige regering…dat wel) maar van nieuw werk kwam het niet meer. Was het bekend dat hij ziek was? Buiten eigen kring, nauwelijks. Op 9 augustus verloor hij de strijd tegen kanker, 66 jaar oud. Vaarwel, prachtige ziel, die nu voor altijd dat goddelijke water kan drinken uit de Bengo, in je geliefde land.
Bram Posthumus