Ergens wist ik het al wel, maar ik had het nog nooit verwoord. Gisteren viel het kwartje bij het eerste optreden van de avond door Voxtra uit Brussel. Het begon met de verbazing die te lezen was op de gezichten van de zangers bij het donderende applaus na het openingsnummer. 'Was het echt zó goed?' Je zag het ze denken. En wat volgde, was - zo bleek na afloop - het beste optreden dat ze voor hun gevoel ooit hadden gegeven. Dat is wat een ontvankelijk en verwachtingsvol publiek vermag, tenminste als het klikt tussen podium en zaal. Het geheim van Krems, zo realiseerde ik me opeens, bestaat in niet onbelangrijke mate uit het trouwe publiek dat op grond van ervaringen uit het verleden bereid is iets nieuws en onbekends onbevangen tegemoet te treden en liefdevol te ontvangen. Het klinkt misschien slijmerig, maar ik kan na zes keer Glatt und Verkehrt niet anders concluderen.
door Ton Maas (tekst en foto's)
Het heeft toch iets ongemakkelijks, de manier waarop vertegenwoordigers van vijf verschillende vocale tradities zich bij Voxtra in allerlei combinaties op het toneel presenteren. Het komt misschien door de iets te nadrukkelijke uitmonstering in traditioneel kostuum. De drie Albanese zangers gaan daarin het verst: ze hebben zich gehuld in de dracht van de drie belangrijkste regio's. Bij de Sardijnen gaat het er iets ontspannener aan toe: slechts drie van de vijf zijn qua kleding als zodanig herkenbaar. Ook de Vlaamse zanger Raphael De Cock, onmiskenbaar de spilfiguur in de formatie, heeft zich opgedoft, met vlammend rood gilet onder een strak gesneden zwart colbert en op het hoofd een stijlvolle hoed. De verademing komt voor rekening van zangeres Anu Junnonen, die een doodgewoon zomerjurkje draagt.
Overtuigende stemmen
Met de stemmen - en dat is waar het bij Voxtra uiteindelijk om draait - is gelukkig niks mis. De drie Albanezen zijn overduidelijk professionals die moeiteloos kunnen schakelen tussen de zeer uiteenlopende lokale stijlen van de regio's in hun land. De Sardijnse mannen zijn weliswaar slechts van één markt thuis - de traditie van het dorp waar ze zijn opgegroeid - maar ze hebben er geen moeite mee om een 'vocal battle' aan te gaan met hun collega's uit het Oosten. De Cock is de kameleon van het gezelschap. Niet alleen vertegenwoordigt hij het Vlaamse volkslied, hij heeft zich ook zangtechnieken eigen gemaakt uit de Sardijnse traditie en vervult zelfs even een gastrol bij het Albanese smaldeel. De helderste en minstens zo wendbare ster van het gezelschap is de uit Madagaskar afkomstige Talike Gellé. Zij straalt en schittert dat het een lieve lust is en betovert haar gehoor met zowel bevallig gekoer als onverwachte uithalen uit het diepst van haar stemapparaat.
Tokkelend over grenzen heen
Na de uitbundigheid van Voxtra verandert het toneelbeeld drastisch: midden op het enorme podium slechts twee stoelen en een paar microfoons. Meer hebben de uit Egypte afkomstige broers Mohamed en Abdallah Abozekry ook niet nodig. Albert Hosp heeft het bij zijn inleiding uitgebreid over de eenstemmigheid van de klassieke Arabische traditie met maqams in plaats van westerse toonsoorten, maar daar horen we tijdens het concert nauwelijks iets van terug. In plaats daarvan leiden de broers hun instrumenten - Arabische luit en Turkse baglama - tot ver buiten hun traditionele domein. Erg behoedzaam springen ze er ook niet mee om. Regelmatig worden de snaren gegeseld om felle accenten aan te brengen, en als de ene broer een melodielijn uitrolt, deinst de andere er niet voor terug om er een paar jazzakkoorden tegenaan te gooien.
Inspiratie getransformeerd
De muzikale conversatie die de broers al tokkelend met elkaar voeren, doet meer denken aan het samenspel van folklegendes Bert Jansch en John Renbourn uit de jaren zestig dan aan de klassieke Arabische uitvoeringspraktijk. Ze zijn ook allebei naar Frankrijk verhuisd om zich te verdiepen in andere genres en stijlen. Wie er oor voor heeft, hoort met regelmaat citaten uit andere muzikale domeinen langskomen, tot funky riffs en dance beats aan toe, maar dan getransformeerd naar de eigen snarentaal. Met lange, bijna hypnotische stukken vol herhalende motieven doen de broers de tijd vergeten, zodat je als luisteraar opschrikt als aan het eind blijkt dat meer dan een uur vrijwel ongemerkt is verstreken.
Meer dan perfect
De schone taak om het festivalpubliek na al die verdieping weer wat op te beuren, is op deze festivaldag toebedeeld aan het Finse Frigg. De zevenkoppige formatie telt maar liefst vier violisten, die samen de frontlinie vormen, met achter zich mandoline, gitaar en contrabas als rugdekking. Gestaalde perfectie is in het geval van Frigg nog zwak uitgedrukt. Met name als er een routineuze medley van volkswijsjes wordt ingezet, kan je alleen maar met open mond toezien hoe gruwelijk goed ze zijn. Té goed eigenlijk. Stiekem hoop je dat ze af en toe een heel klein foutje maken, zodat je kan geloven dat het toch echt gewone mensen zijn.
Ode aan onzichtbare vriendjes
Gelukkig zijn ze wel degelijk in staat hart en ziel raken. Dat gebeurt met name in door leden van de groep zelf gecomponeerde stukken. Wonderschoon en ontroerend is het tweeluik Kenkkuni & Pikkuni, dat een van de violisten schreef voor zijn zoontje van vijf, nadat hij al googelend had ontdekt dat diens onzichtbare vriendjes niet afkomstig waren uit een televisieprogramma of een kinderboek, maar dat hij ze toch echt zelf verzonnen had. 'Zijn het dan mensen?' had hij zoonlief nog gevraagd toen die er verder het zwijgen toe wilde doen. 'Misschien wel', luidde het antwoord. 'Maar het zouden ook hoeden kunnen zijn.' Pikant detail: de violist in kwestie is de enige van de vier die hoed draagt.
Gewillig oor voor Finse klanken
Het publiek in Winzer Krems viel als een blok voor het Finse charmeoffensief. Het Nederlandse gezegde dat me inviel om te beschrijven wat ik zag gebeuren, kon ik aan Oostenrijkers met hun katholieke volkscultuur nauwelijks uitleggen. Maar dat hoef ik hier gelukkig niet. De muziek van Frigg ging er bij het publiek in 'als gods woord in een ouderling'.