Het zal je maar gebeuren. Twintig jaar lang heb je minstens zo gedurfd en avontuurlijk geprogrammeerd als bij ons in Nederland de zo bejubelde jonge honden van Le Guess Who. Je hebt een dijk van een festival neergezet dat telkens weer vijf avonden lang is uitverkocht, ook zonder ‘grote namen’ op het programma. En dan word je van hogerhand bedankt voor je diensten met als argument dat het tijd wordt om de fakkel over te dragen aan een ander (lees: jonger). Het overkwam Jo Aichinger, oprichter en maker van een van de eigenzinnigste festivals ter wereld: Glatt und Verkehrt (recht en averecht) in het Oostenrijkse Krems an der Donau. Om de naam eer aan te doen, neem Aichinger dezer dagen afscheid in stijl: met een enerverend artistiek breiwerk dat nog lang zal blijven resoneren.
door Ton Maas (tekst en foto’s)
‘Old men ought to be explorers.’ Toen wetenschapsfilosoof Stephen Toulmin deze versregel van T.S. Elliot aanhaalde, had hij het over bioloog, antropoloog en cyberneticus Gregory Bateson, die op z’n zeventigste misschien nog wel meer dan op jongere leeftijd tot de avontuurlijke denkers behoorde die de twintigste eeuw heeft voortgebracht. Maar hij had het ook kunnen hebben over festivalprogrammeurs als Jo Aichinger, die zich blijven ontwikkelen en uiteindelijk meer lef en visie aan de dag leggen dan toen ze ooit van start gingen.
Thematisch maar losjes
De man die er niet voor terugdeinsde om zijn publiek op één avond te onthalen op arbeideristische protestzang, hardcore-etno uit Cambodja en eigentijdse westerse kunstmuziek, blijft ook bij zijn zwanenzang de eigen traditie trouw: vijf avonden met elk een overkoepelend thema dat de drie concerten van anderhalf uur elk op poëtische wijze met elkaar verbindt, maar altijd zonder te knellen.
Harpomania
‘Iets met harpen’ – het klinkt niet meteen spannend. Maar bij Glatt und Verkehrt gaan ze altijd net een stapje verder. De eerste harp van de avond is de kora van Seckou Keita uit Senegal. Die kennen we inmiddels van het succesvolle duo dat hij vormde met Cathryn Finch, maar in Krems treedt hij aan als onderdeel van AKA Trio, een splinterneuw samenwerkingsverband met de Italiaanse gitarist Antonio Forcione en de Braziliaanse percussionist Adriano Adewale. De spanning zit bij dit naadloos inelkaar hakende trio onderhuids. Aan de oppervlakte is de toon melodieus en lyrisch, terwijl de meer aandachtige luisteraar wordt getrakteerd op een onderstoom vol subtiliteiten. Vooral de manier waarop akoestische gitaar en kora in elkaars huid kruipen en de oren in verwarring brengen, getuigt van muzikaal raffinement en instrumentaal meesterschap. Zonder enig effectpedaal tovert Forcione de meest merkwaardige klanken uit zijn gitaar en creëert daarmee soms hilarische momenten. Kouyaté blijkt ook over een fraaie zangstem te beschikken en Adewale zorgt voor spektakel met een overdonderend virtuoze solo op de kleine pandeiro.
De harp als basgitaar
De enige onversneden harp van de avond is die van Edmar Castañeda, hoewel op dat ‘onversneden’ nog wel wat valt af te dingen. Het instrument oogt zeker als een harp, maar is volgens spreekstalmeester Albert Hosp een kruising tussen een Colombiaanse en een Keltische harp, met special geselecteerde houtsoorten en snaarmateriaal ten behoeve van de klank. Wat dat vermag, blijkt bij de inzet van het tweede stuk – een eerbetoon van de Colombiaan aan zijn held Jaco Pastorius. Verbijstering bij het publiek als men doorkrijgt dat het uit duizenden herkenbare basspel van de overleden meester niet gesampeld of anderszins ingeblikt is, maar toch echt live door Castañeda uit z’n harp wordt getokkeld. De Japanse pianiste Hiromi – sinds kort de muzikale partner van de Colombiaan – staat op hetzelfde moment op het linker uiteinde van haar klavier te beuken, met als gevolg dat korte tijd later de pianostemmer van dienst nogmaals op het podium wordt ontboden om de ‘schade’ te herstellen.
Thuis op het podium
Niet alleen qua virtuositeit maar ook qua welhaast kinderlijke speelsheid zijn Hiromi en Castañeda aan elkaar gewaagd. De Japanse zorgt bovendien voor een ontroerend moment als ze haar compositie Place To Be aankondigt. ‘Altijd op tournee kijk ik bij het wakker worden elke ochtend naar een ander plafond. Ik had het gevoel nergens thuis te zijn, tot ik me realiseerde dat dit hier de plek is waar ik me altijd thuis voel. Dank daarvoor!’ Ook Castañeda vindt het nodig een dankwoord uit te spreken, maar bij hem blijkt het te gaan om de Heer. ‘Mijn volgende stuk draag ik daarom op aan Jezus van Nazareth.’ ‘Ik zal voor jullie bidden’, voegt hij er nog met een brede glimlach aan toe. Maar alvorens de daad bij het woord te voegen, neemt hij gelukkig eerst nog een laatste keer de harp ter hand en speelt alsof zijn leven er van af hangt.
Plechtigheid en passie uit Ethiopië
Zelfs na afloop van de tweede pauze van de avond, die traditiegetrouw een uur duurt, hangt de extatische ervaring van het voorgaande optreden nog als een tintelende lading in de lucht. Niet wat je noemt een gespreid bedje voor Fendika, de groep van danser, componist en zanger Melaku Belay Emeru uit Addis Abeba. Maar ook daar blijkt over nagedacht. Want speciaal voor de gelegenheid is voorzien in een soort voorprogramma, in de vorm van een bezwerend, bijna ritueel gezang door Zelfu Demissie Desta, die zichzelf begeleidt op de imposante begene, een ruim twee meter hoog gevaarte met snaren als bullepezen, die met de vingers van een hand worden getokkeld en daarbij een gruizige, doffe klank voortbrengen. Heel geleidelijk wordt de resterende opwinding getemd door het rustgevende geprevel van de 'voorganger'.
Rock uit een harpje
Bij Fendika lijkt alles op het eerste gezicht en gehoor traditioneel. Het arsenaal van de groep bestaat uit eeuwenoude instrumenten als de masinko (eensnarige vedel) en natuurlijk de krar, een dwerg onder de harpachtigen. Melaku's’s ambitie is echter niet het conserveren van pure traditie, maar juist het levend houden ervan. Dus stijgen uit de kleine krar met regelmaat aan Jimi Hendrix refererende rockklanken op en rolt slagwerker Niguse, een broer van Melaku, soms verrassend eigentijdse ritmes uit. De dansen die Emeru en zijn vrouwelijke partner Zenash Tsegaie Tadesse in voortdurend wisselende kostuums ten uitvoer brengen, zijn door Emeru eigenhandig verzameld, maar ook door hem getransformeerd tot podiumwaardige danskunst.