Dat is altijd weer even wennen. We kennen Salif Keita natuurlijk als de man van tijdloze albums als Soro, Folon, Moffou, M’Bemba en La Différence, de man die met zijn uit de as herrezen Les Ambassadeurs en een onvoorstelbaar goed humeur het Afrikafestival in Hertme platspeelde. Dat was in 2014.
Een dik jaar later stond Keita, zonder band, in een stadion aan de kust van Ivoorkust. Grand Bassam, op zo’n 40 kilometer van de metropool Abidjan. Daar was een feestje georganiseerd voor president Alassane Dramane Ouattara en zijn echtgenote, een kundige Franse zakenvrouw Dominique, van wie velen vermoeden dat zij de touwtjes stevig in handen heeft.
Enfin: Salif komt geheel in het wit gekleed uit een limousine gestapt (ze houden nogal van glitz en uiterlijk vertoon in Abidjan) en wandelt omgeven door veiligheidsagenten en twee mimende zangeressen die op hoge hakken achter hem aanstrompelen naar de plek waar het presidentiële paar zit opgesteld en barst los in een vers gepende ode.
(Het steeds terugkerende ADO in het refrein is dus niet een ode aan de Haagse voetbalclub maar de initialen van de Ivoriaanse president.) Wat ik zei: da’s even wennen. Sterk nummer trouwens, dat dan weer wel. Maar ja: die tekst, een lofzang op een zittende president, waarbij geheel volgens traditie de overdrijving eerder wordt opgezocht dan geschuwd. Keita zei dat het was uit dankbaarheid voor het land dat zijn carrière een stevige duw naar voren gaf en als erkenning van het feit dat ADO het land weer aan het werk had gekregen. Nou, vooruit dan maar.
Keita deed het pas één keer eerder in zijn lange carrière, en wel voor Ahmed Sékou Touré, de tiran die 26 jaren Guinee in zijn ijzeren greep hielp. Voor Touré is het legendarische nummer Mandjou geschreven, een meesterstuk van de oude Ambassadeurs dat Keita later nog eens hernam op Folon. De roddels willen dat hij hiervoor een auto ontving en ook in het geval ADO vlogen de miljoenen over het internet. Wat het hem precies opgeleverd heeft zullen we waarschijnlijk nooit weten.
Wij zijn er niet zo van. Een loflied voor Mark Rutte, hè gets. Die naam is al bijna niet te zingen en dan nog: wat rijmt erop? Ik weet in Europa niet zo gauw een lied te vinden dat een zittend staatshoofd de hemel in prijst. In delen van West Afrika en ook daarbuiten, denk aan Congo, is het echter volkomen normaal. Naam droppen voor geld. Zingen voor geld. In Bamako trekken ieder weekend jelis door de stad die huwelijken opluisteren met hun luid gezongen lofzangen op bruid en bruidegom. Dat is hun werk. Ze worden er (soms royaal) voor betaald. Dat geldt ook voor de politiek.
Zelfs Miriam Makeba ontkwam er niet aan toen ze het monsterlijke apartheidsregime in Zuid-Afrika moest achterlaten en uiteindelijk haar heil – helaas niet haar geluk – vond in het Guinee van de al eerder genoemde Sékou Touré. Hier een clip:
Deze traditie is eeuwenoud en zal dan ook niet snel verdwijnen. Over die wiegende ritmes, die subtiel in elkaar grijpende gitaarlijnen liggen lange melodielijnen, gedragen door misschien wel de mooiste stemmen op de planeet. Maar, zoals een veteraan van de Guinese journalistiek mij al bijna 20 jaar geleden duidelijk maakte (en ik parafraseer een beetje): het is soms beter wanneer je als luisteraar de woorden niet kent…
Jelis (of het minder mooie “griots”) hadden een bredere taak dan alleen maar prijzenswaardige teksten over hun leiders uitstrooien. Ze waren ook vaak diplomaat en brenger van boodschappen uit het volk. Binnen bepaalde grenzen uiteraard. Te veel kritiek en je hebt een probleem. Net zoals te veel eer, zoals deze laatste anekdote vertelt.
De jeli van de grote 19de eeuwse veldheer Samori Touré gaf in een bui van inspiratie een uitbundige lofzang weg aan de briljante generaal Kémé Bouréma, de broer van Samori. Deze laatste werd op gegeven moment dat geprijs zo zat dat hij de jeli vroeg: ‘Luister eens even hier. Als Kémé alles is wat jij zegt dat hij is, een leeuw, een luipaard, een noem-maar-op…wat ben ik dan eigenlijk?’
Ogenblikkelijk realiseerde de jeli zich dat hij te ver was gegaan. Een fout antwoord kon hem de kop kosten; Touré stond om vele dingen bekend, waaronder zijn fameuze woede-uitbarstingen.
‘Fama (het betekent ‘heer’, ‘koning’), u bent het bos. Zonder het bos waren al die dieren die ik bezongen heb natuurlijk nergens. Ze zouden niet overleven.’ Touré zei kortaf iets goedkeurends. Pffffff…. Dat scheelde maar een haar. Letterlijk. Interessant: Salif Keita gebruikt hetzelfde woord, fama, als hij president Ouattara aanspreekt.
De Liberiaanse-Nederlandse schrijver Vamba Sherif schreef een fantastisch boek over het onvoorstelbare leven van Samori Touré: De Zwarte Napoleon. Verkrijgbaar in of via iedere boekhandel.
En in mijn eigen (Engelstalige) boek over Guinee staat een hoofdstuk over de rol van muziek.