Ze deed ontzettend haar best. Ragde haar Gretsch af, zocht de grenzen van het stembereik op, schudde op gepaste momenten het broodmagere lijf.
Maar hoe Rokia Traoré ook probeerde het zwarte beest mee te krijgen dat ze vanaf het podium in het Eindhovense muziekcentrum Frits Philips voor zich zag, het lukte haar maar niet. Totdat een vrouw die op een van de voorste rijen zat opstond, een rij buren voorbij schoof en het gangpad opzocht. Daar ging ze los op de met rock-elementen doorspekte Malinese ritmes.
Het was het keerpunt. Het laatste kwart van het concert werd een feest. Zichtbaar voor Rokia Traore zelf. Maar ook voor een groot deel van het publiek, dat voor het podium en in de gangen of staand voor de stoelen de leden los schudde.
Aangemoedigd door de zangeres. Maar wakker geschud door Yolanda.
De afgelopen weken vielen ze - digitaal of fysiek - weer binnen, de seizoensbrochures van schouwburgen en concertzalen. En de schrik sloeg me om het hart. Welke concerten te bezoeken, in die ooit op daftig publiek ingerichte tempels? Waar ik me, zelfs als min of meer niet-danser, opgesloten voel in de zetel wanneer de trommels roffelen en de bassen plonken? Moeilijk.
(Over het geluid hebben we het dan maar niet. Ooit verliep een optreden van Oumou Sangaré in de Concertzaal van Tilburg rampzalig omdat de geluidsman de balans in zo’n entourage totaal niet in de vingers kreeg. Pauzes hoeven van mij niet, maar die keer was ik er blij mee. Kon ik weg, om niet meer terug te komen.)
De zalen lijken het soms zelf ook wel te beseffen. In Eindhoven staat het in de aankondiging van het komende optreden van Youssou N’Dour expliciet vermeld: zit- én staanplaatsen. Dat is al iets.
Maar zo niet, dan moet je er op hopen dat er in de zaal een Yolanda zit die het op haar heupen krijgt.
(foto 3voor12.vpro.nl)