Togo All Stars - foto Eric van Nieuwland
North Sea Jazz 2018 live verslag vanuit Ahoy' Met Ibeyi en Altin Gün zaterdag 14 juli, 2018

MixedWorldMusic is op North Sea Jazz 2018 en pikt de worldacts eruit. Jaïr Tchong bespreekt de concerten van Willie Colón, Ibeyi, Togo All Stars, Ruben Blades, Bokanté, Altin Gün en Oumou Sangare.

door Jaïr Tchong


De eerste dag North Sea Jazz eindigt met een goed concert van Willie Colón. De dag begon met een veelbelovend affiche: Ibeyi. Ondertussen zagen we Altin Gün: Turkse psychedelica, perfect gerevitaliseerd. Op de tweede dag waren het de Togo All Stars die het jazzpubliek omhelsden en bezochten we het concert van Willie Colón. Der derde dag was het rijkst gevuld met world-acts: Rubén Blades, Bokanté en en diva van de Afrikaanse muziek: Oumou Sangaré. 


Ibeyi
De Cubaanse tweelingzussen Naomi en Lisa-Kaindé Díaz begonnen hun concert met het eren van hun vader, de veel te jong gestorven percussionist Angá Díaz (1961-2006). Als congaspeler van onder meer Buena Vista Social Club was dit geen onbekende voor de trouwe North Sea Jazz-bezoeker. Het blijft tragisch dat Angá onverwacht overleed, net nadat hij met Echu Mingua (World Circuit, 2006) een Cubaans artistiek statement van jewelste had afgeleverd.


Met twee internationaal goed ontvangen albums werden zijn dochters als Ibeyi (‘tweeling’ in het Yoruba) de laatste drie jaar beroemd, maar hun uitgebeende, door Yoruba-muziek geïnspireerde soul komt waarschijnlijk beter tot z'n recht in een verduisterde club na middernacht. Als opening van de forse Darling-zaal valt wel heel snel op hoe eenvormig alle composities zijn – hoe stralend en energiek de zussen een en ander ook presenteren.

De tweestemmige zang is op momenten prachtig, maar verder valt er maar bitter weinig te beleven in deze monotone klankwereld. ‘Less is more’ kan bij sommige artiesten een hoger doel dienen, maar in het geval van Ibeyi zorgt deze strategie voor een al snel opdoemende verveling. Vrijwel alle tempi zijn hetzelfde en ook harmonisch gezien blijft de reikwijdte uiterst beperkt. In de bleke arrangementen is er niets dat de aandacht scherpt, nummers houden even abrupt op als de begeleidende computerfile aan het einde van de song. De percussie van cajón en batá wordt zo hard en steriel versterkt dat deze oorspronkelijk toch uiterst organisch klinkende instrumenten hier lijken op willekeurige patronen uit een drumcomputer. Het forse galmeffect dat steeds aan de zang wordt toegevoegd geeft deze muziek nog meer pathos die het niet kan gebruiken. De presentatie van de zussen is bij dit alles zeer innemend en sympathiek, maar het povere compositorische materiaal contrasteert te sterk met deze zaal en dit festival, waar muzikaal vuurwerk mag worden verwacht.
Foto's Ibeyi door Tineke van Brederode

Altin Gün
Op het buitenpodium Mississippi klinkt een klagelijke, elektrisch versterkte saz, en staat het plein vol met uitgelaten dansers. De Nederlandse groep Altin Gün (Gouden Dag) heeft een onverwacht cultsucces met hun versie van psychedelische rock zoals die in het Turkije van de jaren zeventig tot ontwikkeling kwam. De rockrevolutie van de jaren zestig ging in het daarop volgende decennium mondiaal en kreeg overal lokale accenten. Zoals in Turkije, waar Turkse traditionals ineens werden gespeeld met een typische jaren zeventig geluid – en vice versa: internationale popklassiekers in een ‘verturkste’ sound.

Vorig jaar stond Altin Gün al op onder andere Lowlands, nu zijn ze net terug van Montreux Jazz en staan ze zomaar op North Sea Jazz. Achter de dansers zie je veel verbaasde blikken van bezoekers die dergelijke exotica hier waarschijnlijk niet hadden verwacht. Die Turkse psychedelica vergt een bepaalde gemoedstoestand, maar zodra je je daaraan kunt overgeven opent zich een bijzonder prettige wereld van opzwepende ritmes, cheesy synthesizersounds en eindeloos meanderende, melodische weefsels van saz en zang. Het is oriëntalisme en exotisch effectbejag ten top, maar dat is soms helemaal geen onprettige sensatie.

Bovendien zorgt het voor een verbreding van de notie ‘popmuziek’. Een broodnodige verruiming van het begrip dat bovendien goed past in deze tijd, waarin ‘wereldmuziek’ als genrevlag heeft afgedaan. In die zin doet Altin Gün sterk denken aan wat de Colombiaanse groep Meridian Brothers met cumbia uitspookt, en het vanuit Nederland actieve Conjunto Papa Upa met chichamuziek. Luisterend naar Altin Gün realiseer je je ineens weer de eenkennigheid van het culturele narratief van de jaren zeventig - en wijst het op alles wat nog niet in dat standaardverhaal is opgenomen.

Bassist Jasper Verhulst (die met de popgroep van Jacco Gardner op tournee in Istanboel deze muziek ontdekte in een lokale platenzaak) speelt een glansrol binnen deze ontzettend tight klinkende groep. De verleidelijkheid van deze muziek is voornamelijk gelegen in het kraakheldere, zeer melodische spel van Verhulst, die hiermee een stevig fundament legt onder de slangenbezwerende liederen. Variatie tussen de nummers lijkt soms ver te zoeken, maar tegelijkertijd roept deze groep een in Polaroid-tinten geschilderde, verloren wereld op, waarin het zonder meer prettig toeven is. Als Clint Eastwood’s Dirty Harry ooit in Istanboel het schuim der aarde had opgejaagd, dan zou hij dat zeker hebben gedaan op de funky retroklanken van Altin Gün.


Togo All Stars - foto Eric van Nieuwland

Togo All Stars
Met een spetterende, ritueel klinkende percussiesolo begint het Togolees orkest Togo All Stars hun concert voor het stampvolle Mississippiplein, blakend in de zon. Het zij ze van harte gegund, want er ging nogal wat aan vooraf voordat deze tour eindelijk tot stand kwam. Pas na twee jaar doorzetten kreeg men de benodigde visa en onderneemt deze groep nu een ware zegetocht langs verschillende festivals. Twee weken terug openden ze nog het Amsterdam Roots Festival bij Pllek in Amsterdam-Noord, en gisteravond stonden ze op de Zwarte Cross – een beeld dat we overigens graag hadden gezien: Togolese afrobeat op dat festival.

Na de ceremonieel klinkende introductie volgt een nummer met een indringende baslijn, vol karakter: traag en uitermate verleidelijk, afrobeat op z'n best, met veel licht, lucht en ruimte tussen de noten. Togo All Stars heeft zich bekwaamd in afrobeat in de stijl van Fela Kuti, maar wat hen typeert zijn de vraag-en-antwoordrefreinen die in het publiek op veel plekken fonetisch worden opgepikt. Geen ellenlange politieke betogen zoals te doen gebruikelijk bij Fela Kuti, maar speelse teksten die makkelijk kunnen worden meegezongen door niet-Togolezen.

Zelfs voor wie al veel afrobeatconcerten heeft gezien valt hier genoeg te beleven: de perfecte grooves die door de stoïcijnse bassist worden neergelegd, het gretige spel van de gitarist, de honkende blazerssectie. De onbevangen pret op het podium slaat eenvoudig en snel over naar het publiek – en wat is het fraai om te zien hoe deze Afrikaanse muziek logisch wordt omhelsd door het publiek van een jazzfestival.

Togo All Stars deden ook een optreden op het podium van Radio 2. Een fragment:



Willie Colón
Trombonist Willie Colón (van Puertoricaanse komaf) behoort tot de aristocratie van de salsa, vanaf het prille begin van dit genre in New York. Samen met zanger Hector Lavoe debuteerde hij in 1967 op zeventienjarige leeftijd met een plaat (El Malo), die in al zijn rauwe ongepolijstheid nog altijd symbool staat voor de beste salsa van die tijd. Sociaal bewogen salsa die voor latino’s de emancipatoire betekenis heeft die jazz en funk hebben voor Afro-Amerikanen.

Voor zijn North Sea Jazz-optreden had Colón een grote latinformatie meegenomen. Van de blazerssectie kreeg de saxofonist voor de gelegenheid één moment om zijn improvisatievaardigheid in de jazz te demonstreren. Hoe goed dat ook klonk, het had geen verband met de rest van de set die vooral uit klassiekers bestond, zoals Gitana, dat een sprankelende uitvoering kreeg. De meeste gangpaden werden op dit moment bezet door dansende mensen – er had wel meer dansruimte mogen zijn. Waar sommige festivals het onterecht claimen heeft North Sea Jazz van oudsher het meest diverse publiek van Nederland – een prachtig beeld om te zien hoe die Colón-klassiekers hier in vruchtbare grond vallen.

Colón – de gelijkenis met de oude Robert de Niro is soms onmiskenbaar – troont op het podium als een eindbaas, losjes de rum-cola in de hand. Soms stapt hij in de blazerssectie om even stevig mee te blazen met een apart ogende pockettrombone, waaruit ondanks het formaat een machtige sound komt.

Maar hoe voortvarend dit salsaconcert ook van start ging, halverwege de set vervloog alle energie door een paar slordig uitgevoerde ballads. Een genre waarin Colón als matig zanger niet bepaald uitblinkt. Jammer dat hij niet even ook een goede zanger uit New York had meegenomen, want Colón mist simpelweg te veel noten om zo’n veeleisende ballad tot een goed einde te brengen.

Zondagavond zal Ruben Blades tijdens North Sea Jazz ook optreden – zijn voormalige artistieke partner in crime, met wie hij veel klassieke salsa albums opnam, maar ook een veelbesproken, vijf jaar durende rechtszaak uitvocht. We zijn heel benieuwd wie van deze twee salsa iconen het beste in vorm is.

Rubén Blades
Hij geldt als de sterzanger van zijn generatie en het artistieke geweten van de salsa, een genre dat na een daverend creatief begin in de jaren zeventig een tragische afslag nam richting formats en fabrieksmatig standaardwerk in de jaren tachtig.

Maar weinig salsasterren hebben zo veel gelaagde en geslaagde albums gemaakt als Blades, ook de laatste jaren nog, zoals Mundo (2002) en Eba Say Ajá (2012, met Cheo Feliciano). Uit zijn teksten blijkt een groot sociaal hart; naast zanger is Blades ook actief (geweest) als minister in Panama en als acteur. Belangrijker nog: Blades is nog steeds goed bij stem en kwam naar North Sea Jazz met een salsabigband van formaat − die zowaar prima klonk in de altijd uitdagende akoestiek van de Maashal.

Vaardig werd die enorme zaal in gang gezet met klassieke salsasongs, maar het is wel jammer dat Blades al jarenlang dezelfde hits uit zijn enorme oeuvre kiest. Juan Pachanga, Pedro Navaja – het zijn songs die hun charme niet echt verliezen. Toch klinkt het ook verveeld, zoals hij zich door het trage tempo van  laatstgenoemd nummer heen werkt. Tevergeefs wachten we op het moment waarop Blades een wat avontuurlijkere selectie maakt. Als singer-songwriter en zelfs binnen de latinjazz heeft hij heel wat meer op zijn conto dan wat hij steevast laat horen bij dit kaliber stadionconcerten. Misschien de tragiek van dit soort sterrendom: je kan sommige songs natuurlijk niet thuis laten voor een publiek van deze omvang.

Gezien de lokatie meende hij helaas de salsanummers af te moeten wisselen met jazzstandards die bekend zijn van Frank Sinatra en Tony Bennett. Maar als crooner met een standaard jazzbigband ter ondersteuning weet hij toch bepaald niet te overtuigen. Gelukkig sloot hij af met een aantal sterkere salsanummers, waarin zelfs de gierende synthesizers uit de jaren tachtig niet eens in de weg stonden voor toch enige ontroering. Blades schijnt weer politiek actief te willen worden in Panama volgend jaar. Misschien is het wel een goed idee om voor dat moment nog eenmaal een wat intiemere clubtour te doen, met het artistiek uitdagender werk uit zijn indrukwekkende backcatalogue.


Bokanté
Vooraf was het een van de meest besproken ‘world’-concerten van dit jaar, maar Bokanté, het project van Snarky Puppy-gitarist en North Sea Jazz ‘Artist in Residence’ Michael League, kwam maar niet op gang in de snoeihete Congotent. Aangekondigd als een project waarin de Afrikaanse wortels van de blues worden uitgediept, roept Bokanté vooral de zeer intense platen en onvergetelijke concerten van wijlen Ali Farka Touré in herinnering op – een standaard waarbij Bokanté helaas verbleekt tot nietszeggendheid.

League en vooral zijn band Snarky Puppy is een van de grootste jazzhypes van de laatste jaren, maar niet alles wat League aanraakt verandert in goud. Wat vooral steekt is de middelmatigheid van de songs, waaraan helaas ook de drie special guests maar weinig spanning aan weten toe te voegen. Alles ademt een bedacht concept in plaats van muziek die ontstaat vanuit een emotionele urgentie. De udspeler Mehdi Haddab wordt met veel omhaal aangekondigd als 'de Algerijnse Jimi Hendrix', maar dat is te veel eer. Zijn obligate rocksoli op de ud maken eerder duidelijk hoe volstrekt idiosyncratisch Jimi Hendrix was. Een dergelijk uniek en onvermijdelijk karakter ontbreekt hier.

Ook de zangeres weet met haar vlakke voordracht geen moment de Congo-tent in vuur en vlam te zetten. Eerder herinner je je onwillekeurig de fenomenale manier waarop Dee Dee Bridgewater met een voornamelijk Malinese band een aantal jaren geleden hetzelfde thema hier op North Sea Jazz naar een hoger niveau wist te tillen. Met de door Bokanté zo lichtvoetig gebezigde term 'afroblues' realiseer je je juist dat er al een enorme voorgeschiedenis aan artiesten is op dit thema. Allemaal grootheden die dit thema veel memorabeler hebben verkend: Boubacar Traoré, Habib Koité, Ali Farka Touré, en diens pupil Afel Bocoum – alleen al vanuit Mali is er een enorme hoeveelheid afroblues die vanuit een emotionele expressie weet te beroeren. Je vraagt je af of League wel op de hoogte is van de traditie waar hij in stapt.

Pas helemaal aan het einde van de set, wanneer de Malinese n’gonispeler Bassekou Kouyaté eindelijk wat vuur op het podium weet te brengen, met een rijkelijk van wahwah effect voorziene solo op zijn antieke instrument, komt er zicht op wat deze band nog verder zou kunnen bereiken als men de schoolse formats en obligate bluessoli durft te verlaten.

Bekijk hier een klein half uur van het optreden: 

 


Oumou Sangaré
Een aantal North Sea Jazz-edities geleden stond ze nog hier met haar jongere collega Fatoumata Diawara op het Congo-podium. Wat me van dat concert vooral is bijgebleven is haar bewogen oproep tot vrede in Mali – de oorlog was toen net weer losgebarsten in het noorden en Oumou was ontstemd, ja, ronduit woedend over wat haar land wordt aangedaan. Sangaré leek nu meer in haar element met alleen haar eigen band en een fijne selectie van haar beste werk.

De Malinese Oumou Sangaré was een van de eerste zangeressen van haar generatie in Mali die internationaal doorbrak. Met haar wassoulousound, vernoemd naar de regio waar ze vandaan komt, werd ze een geliefde naam op de podia en festivals buiten Mali. Hiermee groeide ze uit als prominente aanjager van de notie van Mali als een land waar iets heel bijzonders aan de hand is met de muziek.

In die sound is een prominente rol weggelegd voor de kamele n'goni, een traditioneel instrument dat ondanks zijn uiterlijk juist verbazingwekkend funky en eigentijds klinkt. Minder rijk aan klank dan de kora, maar wel uiterst effectief om een dansvloer aan de gang te krijgen. Louter dit instrument jaagt al een aangename dansenergie door het publiek. Veel ontwikkeling laat Sangaré's repertoire niet meer horen − je zou wensen dat ze zichzelf weer eens grondig opnieuw gaat uitvinden. Maar klassieke songs zoals Yala en Diaraby klinken nergens verouderd en geven een aangename gloed aan dit concert. Haar begeleidingsband is bij dit alles een meerwaarde: bij de laatste nummers horen we subtiele fragmenten afrobeat en soukous voorbij komen, energieke citaten die deze wassoulousound extra cachet geven.


meer nieuws
Aartsvader van de trekharmonica bezoekt gelukkig weer eens de lage landen
zaterdag 2 november, 2024
Jubilerend platenlabel blikt liever vooruit dan terug
dinsdag 29 oktober, 2024
Showcases en conferentie, 23-27 oktober 2024
zaterdag 26 oktober, 2024
Plus de Transglobal World Music Chart Top-40
dinsdag 1 oktober, 2024
Afscheid van een unieke stem
donderdag 19 september, 2024
donderdag 19 september, 2024
Indiase sarodvirtuoos verzorgt opmaat naar Wereld Alzheimer Dag
dinsdag 17 september, 2024
dinsdag 10 september, 2024
Plus de Transglobal World Music Chart Top-40
zondag 1 september, 2024
zondag 1 september, 2024