In juni bracht het label Asphalt Tango de fraaie verzamel-cd 'Stand Up, People' uit met Joegoslavische gipsypop uit het tijdperk Tito (1964-1980). Verantwoordelijk voor twee van de mooiste liedjes zijn de piepjonge, obscure Kosovaarse zangeressen Ava Selimi en Bedrije Misin. Waar zijn ze gebleven? En zou het lukken deze pareltjes veertig jaar later nog op vinyl te scoren? Een zoektocht door ‘multi-etnisch’ mijnenveld Kosovo.
door Dieter van den Bergh
Een kind moet ze nog bijna geweest zijn toen de Kosovaarse Roma-zangeres Bedrije Misin in 1974 met het Orkestar Brace Koko haar hartverscheurende oriëntaalse single Mo Vogi Dukalla (Mijn hart doet pijn) opnam voor het staatslabel RTB-PGB (Produkcija Gramofonskih Ploča Radio Televizije Beograd). ‘Mijn hart doet pijn / Begrijp me liefje / Ik ga mijn haar knippen / Ik zal je nooit laten gaan’. Het bleef bij deze ene single, net als bij Ava Selimi’s eveneens fraaie A Bre Devla uit 1969, op het label Diskos.
Klassieke zigeunersongs
Het is niet uitgesloten dat voor de jonge, aantrekkelijke Selimi (uit hoofdstad Pristina) en Misin (of ‘Misini’, uit oude hoofdstad Prizren) een gouden toekomst was weggelegd als Joegoslavische sterren – zie hun Macedonische collega Esma Redžepova –, maar beiden moesten de muziek, onder druk van hun gemeenschap, al snel opgeven voor een bestaan als huisvrouw en moeder.
Misin en Selimi zijn verantwoordelijk voor twee van de mooiste liedjes op de kersverse cd Stand Up, People, een album met minder bekende zigeunersongs uit het tijdperk 1964-1980, het socialistische Joegoslavië van Tito, waarin de zigeuners officieel erkend werden als minderheid, en hun cultuur en taal zelfs gepromoot.
Rommelmarktvinyl
De oude liedjes op vinyl werden vorig jaar op rommelmarkten in het Balkanveld (Bosnië, Macedonië, Servië) verzameld door Philip Knox en Nathaniel Morris van het Londense Vlax Records. Het Berlijnse Asphalt Tango bracht de cd vervolgens uit. Meest bekend zijn artiesten als Esma (Skopje), Šaban Bajramović (Niš, Servië) en Muharem Serbezovski (Skopje); meest obscuur zijn Misin en Selimi.
Muzikë cigane
Mahala’s met de grond gelijk
'In de jaren negentig had je in Pristina nog een zigeunerwijk, misschien moet je daar gaan kijken’, adviseerde de bevriende Bosnische filmmaker en fotograaf Šahin Šišic nog in Nederland. Maar tussen 1999 – het begin van de Kosovo-oorlog tussen de Kosovaarse Serviërs en de Albanezen – en 2009 is er veel veranderd. Van de 120 tot 150 duizend Roma die voor de oorlog in Kosovo woonden, zijn er naar verluidt zo’n 100 duizend gevlucht. Samen met de Serviërs, met wie ze zouden collaboreren, werden ze – vooral door het Albanese Bevrijdingsleger UÇK – verdreven of waren genoodzaakt te vluchten, de meesten naar Servië en Montenegro. Zigeunermahala's werden vaak met de grond gelijk gemaakt. Zo ook die van Pristina, waar – net als Serviërs – nog nauwelijks zigeuners wonen.
Honderd procent Servisch
Een deel van de Pristina-Roma verkaste naar Gračanica, een ‘veilige’ Servische enclave tien kilometer buiten de hoofdstad, opgebouwd rond een belangrijk, met prikkeldraad afgeschermd orthodox klooster. In Gračanica is alles bijna ‘honderd procent Servisch’: de mensen, de bakkerij, het geld, de turbofolk, de uitdagend geklede jonge vrouwen, de stoere, getatoeëerde ‘militante’ mannen. Er wonen ook een paar duizend zigeuners, Srpski cigani, Servische Roma, die orthodox zijn, en islamitische Albanese Roma: de Servische Roma aan de ene kant van de stad, in een goede wijk, de Albanezen aan de andere, in een verpauperde krottenwijk langs een vervallen spoor naar de gesloten mijnen.
Voice of Roma
'Dat is Esma!', weet een oude ‘Servische’ zigeunervrouw bij het door de OSCE (de Organization for Security and Co-operation in Europe) opgezette wijkcentrum Voice of Roma, als we Ava Selimi laten horen. Ook in de Albanese wijk doet de muziek van Selimi en Misin nauwelijks een belletje rinkelen. 'Zigeunermuziek uit de goede oude Tito-tijd', zegt de oude Hamit. Om hem heen staat een groep bewoners geïnteresseerd mee te luisteren naar de liedjes. Eigenlijk heeft Hamit wel wat anders aan zijn hoofd. Van veertig euro per maand moet hij zijn grote gezin onderhouden, klaagt hij. Hij werkte in Duitsland en Antwerpen, maar werd na de oorlog weer uitgezet door de politie. 'Maar hier is geen werk, alleen maar ellende.' Hij wijst op het karkas van zijn oude lemen huisje, verwoest bij een Albanese mortieraanval. Ernaast staat zijn nieuwe huis: een barak, geschonken door VN-organisatie UNMIK. Hier woont hij met zijn hele familie.
Sorry, ik ben Albanees!
Op naar Prizren, bakermat van het prachtige Mo Vogi Dukalla van Bedrije Misin. Het is ramadan, de muezzin van de vele moskeeën draaien overuren, op billboards roept de Turkse president mensen op om dit heilige feest toch vooral samen te vieren. Ook in deze Turks/Albanese stad wijst niets meer op oude Joegoslavische muziek, behalve wat videoclips van nieuwe Turkse versies van traditionals als Gas Gas (bekend van Goran Bregović) en Chaje Sukarije (bekend van Esma) op de Turkse zenders.
'Serbska!', roept de Albanese Hogji (46), die net buiten de stad, met uitzicht op de Albanese bergen, een zwembad runt, als hij Misin hoort zingen. Hij lijkt te schrikken. 'Dit is zeker niet Albanees.' Hij pakt zijn laptop erbij, alsof het bewijs zo te leveren is. Maar ook hij vindt – net als wij – niets over de zangeressen.
Mijn ziel is ziek
Het slechte nieuws: ze woont niet meer in Kosovo. 'Ik heb informatie dat ze ongeveer tien jaar geleden naar Metz in Frankrijk is verhuisd.'
Model-enclave
In het midden van het dorp staat een enorm stroomaggregaat: de Serviërs hier weigeren al jarenlang stroom te kopen bij de Albanezen. Gevolg: dagelijks stroomuitval, vaak urenlang.
Sorry, ik ben Serviër!
Een wankel houten bruggetje over een woest riviertje leidt naar hotel-restaurant Karpa. Op het terras drinkt een groep mannen pullen Servisch Jelen-bier. Voor hen op tafel staan schalen vlees. Vooral varkensvlees, dat buiten de enclave vrijwel nergens in Kosovo op het menu staat. Door de speakers schalt een Servisch levenslied. Bedrije Misin? Ava Selimi? Het zegt hen niets. De mannen veren op als Misin begint te zingen. Ze beginnen hard te lachen en te roepen. 'Shqiptari, Shqiptari. Albánski.' Een van hen doet een mal dansje. Hij wijst op zijn hoofd. Van die witte hoedjes, weet je wel. Bij hen moet je zijn. Als we weg lopen, lachen ze nog steeds.
Vintage vinyl zoeken
Niet (meer) op de zondagse rommelmarkt van zigeunerstad Suto Orizari (‘Shutka’ in de volksmond, net buiten Skopje), zo blijkt. Ook hier weer dezelfde Albanese hiphop en folklore en islamitische films.
Sorry, ik ben Macedoniër!
Maar wél raak is het bij de boekenkraampjes op de weg van treinstation naar centrum, aan de Vardar. Bij een bejaarde verkoper scoren we voor 50 dinar (tachtig cent) vintage singles van zigeunerartiesten als Usnija Redžepova en Muharem Serbezovski. Maar nog steeds geen spoor van Selimi en Misin. Zelfs niet bij de aimabele Nesko (baard, lange zwartgrijze haren), die een boeken- en platenkraampje heeft in het centrum, net over de beroemde stenen brug, in het ‘islamitische’ deel van de stad.
In zijn kelder heeft Nesko ‘nog zeker tienduizend’ singles liggen. Morgen zal hij wat oude gipsy-stuff meenemen. Een dag later zijn we – ook voor 50 dinar – weer wat fraaie singles rijker: van Esma, van de jong gestorven Trajko Ajdarević Tahir met zijn hit Mangala, van het Duvacki Orkestar en van Ferus Mustafov. Nesko is een groot muziekkenner, bezocht eind jaren zestig al rockconcerten ‘in Europa’, en zingt al zijn door ons gekochte singles voor. Dus laten we hem onze zangeressen horen. 'Sorry', zegt hij. 'Ik ben Macedoniër. Van Kosovo weet ik niets.'
Naschrift
Eenmaal weer thuis hadden we nog contact met Philip Knox van Vlax Records in Londen. 'Het is vaak onmogelijk om deze muzikanten te traceren. They had left only echoes and rumours behind them. Zo ook met Selimi en Misin. Wij wisten niet dat Bedrije was verhuisd. Ook Roma-activist Ljuan Koko uit Belgrado, een informant van ons en een familielid van de Koko Brothers waar Bedrije Misin het singletje mee opnam, was in de veronderstelling dat ze nog in Prizren woonde. Van Ava Selimi weten we alleen dat ze waarschijnlijk op het eiland Mali Lošinj in Kroatië woont.'
www.vlaxrecords.com
Luister naar het volledige album Stand Up People op Spotify.