Al in 2014 verschenen maar te leuk om hier niet te signaleren: het boekje over de Amsterdamse Cotton Club. Dit jazzcafé aan de Nieuwmarkt heeft genoeg geschiedenis om een boek te rechtvaardigen. Via de beproefde methode van de microgeschiedenis krijg je zicht op de grotere geschiedenis zoals die zich rondom deze kroeg, in Amsterdam en Nederland voltrok. Op basis van de familieverhalen van de eigenaars en veel sterke verhalen van de vaste kroegtijgers ontstaat een scherp beeld van een legendarische pijpenla waarin ondanks de omvang van deze kroeg grote geschiedenis werd gemaakt.
De Cotton Club is één van de vroegste plekken in Nederland waar de jazz (en later ook de latin) een volwaardige plek kreeg. Door een reeds vroeg in de geschiedenis aangeschafte jukebox, die net na de oorlog door Afro-Amerikaanse soldaten met de meest actuele jazz werd gevuld, groeide de Cotton Club uit tot een plek van internationale allure. In de hoogtijdagen was dit de vaste drenkplaats van de culturele beau monde - niet in het minst omdat hier ook al tamelijk vroeg wiet te verkrijgen was.
De compositie is soms wat onevenwichtig: sterke kroegverhalen zijn soms qua toon niet helemaal in balans met de manier waarop grotere sociaal-politieke ontwikkelingen worden beschreven, maar tegelijkertijd is dat ook de kracht van dit boek. Wat dit boek verplichte kost voor de jazz en latin liefhebber maakt is de genereuze plek die de auteurs terecht opeisen voor die kleurrijke Surinaamse en Amerikaanse bon vivants, die via de Cotton Club Nederland rijp maakten voor jazz.
Knap is de wijze waarop de auteurs valse romantiek weten te vermijden: ook de pijnlijke episodes van teloorgang en de afschuwelijke 'heroïne'-tijd van de Nieuwmarktbuurt worden in alle eerlijkheid besproken. Op het ritme van de tijd is het soms lastig navigeren: zeker in zo'n conjunctuurgevoelige lokatie als de Nieuwmarktbuurt, waar het maar even had gescheeld of dit historisch centrum was verdwenen onder een vierbaans snelweg. Ontroerend is de passage waarin wordt verteld dat het uiteindelijk architect Hertzberger (van o.a. het oude Vredenburg in Utrecht) was, die de opdracht tot renovatie van de buurt aan de gemeente teruggaf omdat het te bizar was. Leve het autonome (en autoloze) denken, want je moet er niet aan denken als de architect had uitgevoerd wat de gemeente zich had voorgenomen.
Die episode mag symbool staan voor de eigenzinnigheid die in die minieme Cotton Club steeds weer zegeviert. Blanke Amsterdamse meiden die -geheel tegen de mores van hun tijd en de reacties van hun peer group- toch liever uitgaan met die mooie Afro-Amerikaanse soldaten: dit boekje is een pleidooi voor de dwarsigheid waarmee die aloude idylle, het kosmopolitisme, soms ineens vorm en inhoud krijgt.
Alice Boots & Rob Woortman, Cotton Club - De bewogen geschiedenis van een café (Uitgeverij Atlas Contact, 2014, 254 p., €24,99)