Tumult in progressieve muziekkringen in Dakar. Het moet maar eens uit zijn, vindt men, met de gezongen adoratie voor president Yaya Jammeh van buurland Gambia. Een Gambiaanse activist voor de mensenrechten – uiteraard niet woonachtig in Gambia zelf – vergelijkt de optredens voor de buurman als ‘het organiseren van een dansfeest tijdens een begrafenis’. Bejubelde lokale sterren ontkomen niet langer aan kritiek: Thione Seck’s Gambian People roept op tot steun aan Jammeh. Het kwam hem te staan op een regelrechte oproep uit de Gambiaanse diaspora om Seck voortaan te boycotten. En diva Coumba Gawlo Seck moet ook maar eens ophouden met haar bezoekjes aan de Gambiaanse bazen.
Deze maand, april, herdenken Gambianen in stilte de moord op veertien schoolkinderen, veertien jaar geleden. ‘Schiet op dat tuig’, was de presidentiële opdracht, bedoeld om een eind te maken aan een demonstratie van scholieren. Jammeh is één van de laatsten van een bijna uitgestorven soort tiran, model Idi Amin of Ferdinand Marcos. Uitgerust met een indrukwekkende serie titels en een hagelwitte boubou als stijlhandelsmerk heeft hij na zijn staatsgreep in 1995 van zijn land een politiestaat gemaakt, waar dissidenten geruisloos verdwijnen, executies worden uitgevoerd ‘omdat de gevangenissen te vol zijn’ – en op kinderen geschoten wordt. De dictatuur overleeft dankzij geldwitwasserij en uw toerisme-euros.
Daar moet je dus niet voor zingen. Maar zingen voor Jammeh staat helaas in een hele lange traditie van luisterrijke optredens voor foute lui. Beyonce, Mariah Carey en 50 Cent traden op voor de familie van de vermoorde Libische dictator Gadaffi. Sting gooide zijn hyper politiek correcte reputatie naar de haaien voor een lucratieve gig bij de dochter van de Oezbeekse dictator Islam Karimov. En hoe lang was de lijst ook alweer van artiesten die geen problemen hadden met optreden in het door apartheid geteisterde Zuid-Afrika?
In grote delen van Afrika heeft lofzingen een gecompliceerde geschiedenis. Wie de macht heeft moet toegezongen worden. Salif Keita zong zijn legendarische Mandjou ter ere van de Guinese leider Ahmed Sékou Touré, die minstens 50.000 mensen de dood injoeg tijdens zijn regime. Presidenten, van Dakar tot Harare hebben zich muzikaal laten fêteren. Ook de grote Congolese legendes, Tabu Ley en Franco incluis, namen stukken op ter meerdere glorie van de maarschalk die hun land leegroofde, Mobutu Sese Seko.
Traditioneel gezien zaten er altijd lagen en subtiliteiten in de werken van de troubadours. Lofzangers hadden minstens een dubbele functie. Ze gaven ook berichten uit de samenleving door “naar boven”. In de moderne tijd bestaat die laatste functie nog steeds. Alleen zijn het anderen die de berichten “naar boven” sturen en zich boos maken over de lofzangers die hun plichten verzaken. Het is geen verrassing dat de progressieve kringen van nu bestaan uit artiesten met een repertoire dat - op z'n best - altijd vragen stelt en rechten opeist: rap en reggae.